10 januari 2025
Indien ouders uit elkaar gaan dan zijn zij verplicht afspraken te maken over hun kinderen. Die afspraken dienen te worden vastgelegd in een ouderschapsplan. Eén van de te maken afspraken betreft de vraag waar de kinderen gaan wonen ofwel hun “hoofdverblijfplaats” gaan hebben. Komen ouders hier samen niet uit, dan zal de rechter moeten bepalen waar de kinderen hun hoofdverblijfplaats zullen hebben.
Tegenwoordig wordt er steeds vaker een co-ouderschap afgesproken. Dat wil zeggen dat de kinderen ongeveer evenveel tijd bij beide ouders zullen doorbrengen. Fijn voor de kinderen en fijn voor de ouders.
We merken echter dat dit bij gemeenten wel voor problemen zorgt. Waar vroeger het begrip “hoofdverblijfplaats” gelijk stond aan het adres waar een kind wordt ingeschreven is dat thans niet meer zo. Het komt voor, dat er lang wordt geprocedeerd, met zelfs een hoger beroep, om een rechter te laten beslissen waar een kind het hoofdverblijf moet hebben. Wanneer een rechter dan uiteindelijk heeft besloten waar het kind gaat wonen (het hoofdverblijf heeft) wil de gemeente nog wel eens weigeren om het kind op dat betreffende adres in te schrijven. Dat is met name het geval wanneer er sprake is van een co-ouderschap en het betreffende kind min of mee even veel tijd bij beide ouders doorbrengt en er dus feitelijk geen sprake is van een hoofdverblijf.
De gemeente volgt de criteria in de Basisregistratie Personen (BRP) en die Wet zegt dat het inschrijfadres het adres is waar iemand de meeste tijd doorbrengt. Als dat dus op twee adressen is kan iemand niet op twee adressen worden ingeschreven en laat men het vaak maar zoals het is. Zelfs wanneer een rechter dus het hoofdverblijf van een kind heeft gewijzigd. Lekker eigenwijs dus, althans zo wordt dat vaak ervaren.
Het inschrijfadres van een kind heeft gevolgen voor bijvoorbeeld de kinderbijslag of toeslagen. De vraag doet zich dan voor waarom een rechter nog zou moeten beslissen over het hoofdverblijf van een kind wanneer een gemeente bij een co-ouderschap met de uitkomst van zo een procedure toch niets doet.
Onlangs sprak ik hierover met mevrouw mr. Lieke Coenraad, advocaat-generaal bij de Hoge Raad. Zij onderkende dit probleem en ook de onwenselijkheid hiervan. Op landelijk niveau is de rechtspraak hierover in gesprek met enkele grote gemeenten.
Een gedeeltelijke oplossing is, om in het ouderschapsplan niet alleen op te nemen waar een kind het hoofdverblijf heeft, maar ook waar het kind wordt ingeschreven. Aan een rechter kan dit laatste eigenlijk niet worden gevraagd nu dit de bevoegdheid is van de ambtenaar van de burgerlijke stand die de inschrijving moet toetsen aan de BRP. Wel kan de andere ouder via een rechter worden gedwongen mee te werken aan die inschrijving.
Familierechtelijk advies nodig? Neem contact op via info@bouwmanadvocaten.nl!